19-09-2009

Stanza VII (Kosmisch Vuur)

Stanza VII

Daar verrijst de grot in zeldzame schoonheid, met iriserende kleur. De muren glinsteren van azuren tint, gebaad in het roze licht. De in elkaar overgaande schakering van blauw bestraalt het geheel en alles is in glans verzonken.

In de grot van iriserende kleur, in de overweldigende cirkel, staat de Vijfvoudige terwijl Hij meer licht vraagt. Hij strijd om ontplooiing, hij worstelt naar het daglicht. De Vijf verlangt de grotere Zes en Zevende. De omringende schoonheid komt niet tegemoet aan de nood. De innerlijke warmte is slechts voldoende om de prikkel naar Vuur te voeden.

De Heren van de Vlam kijken toe; zij zingen luid: ‘de tijd is gekomen, die tijd waarop Wij wachten. Laat de Vlam het Vuur worden en laat het licht uitstralen.’

De poging van de Vlam in de kristallen grot wordt aldoor groter. De kreet gaat uit om nieuwe hulp van andere Vlammende Zielen.
Het antwoord komt.

De Heer van de Vlam, de Oude Ene, de machtige Heer van Vuur, het Punt van Blauw binnen de verborgen diamant, de Jongeling van Tijdloze Aeonen, verleent bijstand in het werk. Het innerlijk brandend licht, en het uiterlijk wachtend vuur – tezamen met de Staf, - ontmoeten elkander op het gebied van kristal, en zie, het werk is gedaan. Het kristal scheurt vaneen en trilt.

Zeven keren gaat het werk voort. Zeven pogingen worden gedaan. Zeven zijn de toepassingen van de Staf, die een Heer van de Vlam in Zijn machtheeft. Drie zijn de kleinste aanrakingen; vier de goddelijke bijstand. Bij de laatste vierde is het werk gedaan en de gehele grot scheurt uiteen. De aangestoken vlam daarbinnen verspreidt zich door de scheurende muren. Zij klimt omhoog naar haar Bron. Weer is een vuur samengesmolten; weer vindt een punt van blauw zijn plaats in de logoïsche diadeem.

---------

Geen opmerkingen: